De rechtopstaande takken zijn bladachtig, met vlezige, klierachtige, langwerpige of wijd lancetvormige bladeren. Het kruid kan plakkerig van structuur zijn. Bloemen komen voor in de bladoksels langs de stelen. Elk is minder dan 1 cm breed, de trechter- of klokvormige bloemkroon vijflobbig en paars van kleur, met een bleke buisvormige keel. De vrucht is een capsule van slechts enkele millimeters breed.