Een groenblijvende en wijnstokboom. Er is overal een geur. De takken zijn groen en er zijn knopen waarvan de wortels afstammen. Klimt omhoog naar bomen en rotsen en takken hangen vaak van de basis. De bladeren zijn wederzijds. Er is een doorzichtige bladsteel (1 tot 4 cm lang) en de bladbladen zijn ovaal of enigszins smal en 5 tot 8 cm lang. De randen zijn allemaal randen (geen zaagtand), de punt is scherp en steekt langwerpig uit. Jongere bladeren kunnen echter rondere bladeren hebben. De bladbladen zijn donkergroen, dik en niet glanzend. Er zijn fijne haartjes op de rug, maar het zijn geen oude bladeren. De bloemen bloeien in april-mei. Tweehuizig. De punten komen naar de bladeren toe, hebben een handvat en hangen naar beneden. De bloeiwijze lengte is 3 tot 8 cm. Zowel mannen als vrouwen staan in nauw contact met bloemen en worden geel tijdens de bloei. De romp is schildachtig en de bloem heeft de vorm van een dikke bloemschacht. De vruchten zijn bessen, rond en 3 tot 4 mm in diameter. Rijpt rood in de winter. De zaden zijn bolvormig en hebben een diameter van 2,5 mm.