De planten zijn tweehuizig, met een bolvormige of cilindrische stengel, zelden dichotom vertakt. De bladeren zijn veervormig samengesteld, recht en spiraalvormig gerangschikt. De bladstelen en rachis hebben vaak stekels, hoewel er maar weinig tot geen zijn. Folders zijn eenvoudig, heel en gearticuleerd aan de basis, met parallelle zijaders en geen duidelijke centrale ader. Mannelijke kegels zijn cilindrisch, rechtop, harig en gestalkt. Vrouwelijke kegels zijn gestalkt of zittend, rechtopstaand en hebben korte haren. Zaden zijn langwerpig of elliptisch, met een vlezige, witachtige buitenlaag. Het geslacht bevat 27 bekende momenteel levende soorten en een of twee fossiele soorten. De meeste soorten zijn endemisch in bergachtige gebieden van Mexico, terwijl weinig soorten zich uitstrekken tot in de bergen van Guatemala, Honduras en Belize.