Cunninghamia lanceolata
Cunninghamia draagt zacht gekruide, leerachtige, stijve, groene tot blauwgroene naaldachtige bladeren die spiraalvormig rond de stengel lopen met een opwaartse boog; ze zijn 2 tot 7 cm lang en 3 tot 5 mm breed aan de basis en dragen twee witte of groenachtig witte huidbanden onderaan en soms ook erboven. De zaadkegels rijpen in 7-8 maanden tot 2,5-4,5 cm lang, eivormig tot bolvormig, met spiraalvormig geplaatste schalen; elke schaal draagt 3-5 zaden.