Hun bladeren zijn meestal gegroepeerd in paraplu-vormige arrangementen aan de uiteinden van lange rechtopstaande takken. De bladeren worden gedragen op lange bladstelen en hebben opvallende stipjes. De bladeren zijn zeer variabel van vorm, vaak handvormig samengesteld met folders eveneens variabel van vorm, maar ook eenvoudig of handvormig. Hun meestal dichte bloeiwijzen zijn vaak puntig en hun kleine bloemen hebben meestal 5 groenachtige bloemblaadjes. Hun stengels en ondergrondse delen zijn succulent en hun schors is vaak kurkachtig. Het is ontstaan in Afrika en heeft zijn distributiecentrum in Zuid-Afrika en de Mascarene-eilanden. Ze komen voor in graslanden, bossen en bossen, van zeeniveau tot meer dan 2000 m hoogte. Geografisch gezien zijn ze inheems in Afrika bezuiden de Sahara, Jemen op het Arabische schiereiland en de Comoren.