Dacrycarpus dacrydioides
De boom groeit tot een hoogte van 55 m met een stam met een diameter van meer dan 91 cm en wordt aan de basis ondersteund. De bladeren zijn spiraalvormig gerangschikt; op jonge planten zijn ze priemvormig, 3 tot 8 mm lang en aan de basis gedraaid om in een plat vlak tegen de zijkanten van de scheut te liggen; op volwassen bomen zijn ze schaalachtig, 1 tot 3 mm lang en rondom de scheut geplaatst. De kegels zijn sterk gemodificeerd, met de kegelschubben die op de vervaldag opzwellen tot een oranje tot rode, vlezige, aril met een enkel apicaal zaad met een diameter van 3 tot 5 mm.