Duabanga grandiflora
De romp is rechtop, 40-80 voet hoog, onverdeeld maar soms vorkend vanaf de basis. De onderste ledematen verspreidden zich hangend van de romp; deze zijn lang, slank, spaarzaam vertakt en de takken zijn vierhoekig, losjes bedekt met grote spreidende bladeren. Omdat de bladeren in twee rijen zijn gerangschikt, lijken de slanke takken op bladstelen, die pinnae van een samengesteld blad dragen; de bladeren zijn verder vaak gebogen en zijn diepgroen boven en bijna wit onder. De meeldraden zijn allemaal naar binnen gebogen in knop. De vrucht is groot als een kleine appel.