Geelsterretje
Het geslacht heeft een "bijna kosmopolitische" verdeling, die voorkomt in Afrika, Amerika, Azië en Australië. Europa heeft geen inheemse soorten. De meeste soorten zijn op het zuidelijk halfrond, vooral in zuidelijk Afrika. Deze planten zijn overblijvende kruiden met knollen of wortelstokken. Sommigen hebben knollen. De bovengrondse kruiden zijn een gelaagde cluster van lansvormige, lineaire of haarachtige bladeren, soms omhuld aan de basis. De bladen zijn meestal op zijn minst licht behaard. De bloemen worden gedragen op een korte, stengelachtige scape in een tros of bloemscherm, of soms alleen. De bloem heeft zes gele tepalen die harig kunnen zijn, vooral aan de onderkant. De vrucht is een capsule met een paar tot veel kleine, olieachtige zaden. De meeste hebben zaden van minder dan 2 mm lang. Vanaf augustus 2013 erkende de Wereldchecklist van geselecteerde plantenfamilies 90 soorten.