Ze komen voor in bergbossen van de Himalaya, China, Japan, Korea, Zuidoost-Azië en Nieuw-Guinea op hoogten tussen 300 tot 1500 m. Het zijn aardse, bladloze myco-heterotrofen (voorheen saprofyten genoemd). Ze produceren talrijke, lange, dikke, horizontale wortels onder een korte wortelstok. De rechtopstaande, donkere, vertakte of onvertakte stengels zijn dun en bros. Ze dragen weinig tot veel saaie bruine, paarse, gele of groene bloemen met een ietwat helderdere lip.