Het zijn grote struiken of bomen met een lengte van 5 tot 20 m. De bladeren zijn groenblijvend en schaalachtig, behalve op zaailingen, die naaldachtige bladeren hebben. De bladeren op volwassen schaal zijn gerangschikt in tegenovergestelde paren in vier rijen langs de twijgen, terwijl de bladeren van de jeugdnaald spiraalvormig zijn gerangschikt. De mannelijke kegels zijn klein en bevinden zich aan de uiteinden van de twijgen. De vrouwelijke kegels beginnen op dezelfde manier onopvallend, bolvormig tot eivormig, met vier dikke, houtachtige schubben, gerangschikt in twee tegenovergestelde paren. Er zijn vier soorten, alle inheems in zuidelijk Afrika.